En ook nog zus en zo.
Soelaas
“Morgen zijn we één jaar samen”, zei Janine. Ze keek verliefd naar Franc, die ons glimlachend van Orléans naar Parijs reed na een verjaardagsfeestje van een gemeenschappelijke vriend. “Gefeliciteerd”, zei ik vanaf de achterbank. “Waar kennen jullie elkaar eigenlijk van?”
“Van internet”, antwoordde Janine vrolijk. “Ik ging naar de site ‘Adopte un mec’, was meteen van Franc gecharmeerd en gooide hem in mijn winkelwagentje. Toen we elkaar ontmoetten voor een kop koffie, wist ik direct dat het raak was.”
Ik vermoedde dat ze elkaar in de kroeg hadden ontmoet, en lachte. Goeie grap, dacht ik nog, een datingsite met de naam ‘adopteer een kerel’. En dan dat winkelwagentje!
Tot mijn verbazing bleek ‘Adopte un mec’ een razend populaire ontmoetingssite. Deze ‘webwinkel’ richt zich op vrouwen, die geen inschrijfgeld hoeven te betalen om het aanbod te bekijken en bij goedkeuring te benaderen. De koopwaar wordt op de homepage aangeboden onder kopjes als ‘massale aankomst van geeks’, ‘regionale producten’ en ‘de aanbieding van de week: neem een intellectueel, ga voor een gespierd brein!’
De site schijnt vooral goed te werken voor het snel regelen van onenightstands. Mijn vriendin Claire, fervent ‘Adopte’-adept, schaakte op deze manier al meerdere mannen. Toen we onlangs op een terras zaten, wisselde ze met rode oortjes berichten uit met ene Jermaine, die ze een half uur eerder van het internet had geplukt en die avond zou ontmoeten.
Het sms-verkeer liep voorspoedig, totdat Claire na de laatste ‘ping’ van haar telefoon ineens boos opkeek. De mogelijke toekomstige vader van haar kinderen vroeg haar tijdig te arriveren, omdat hij na het amoureuze rendez-vous wel naar Dortmund-Bayern München wilde kijken.
Even was Claire uit het veld geslagen, maar dat duurde niet lang. Ik vertelde haar over Franc en Janine, die inmiddels zijn getrouwd en een kindje verwachten. Daarop opende ze haar ‘Adopte-app’, gooide Jermaine resoluut uit haar winkelwagen en ging in de categorie ‘tatoeages en piercings’ op zoek naar soelaas.
NB: Nee, dit blog gaat niet stiekem over mij… als ik op ‘Adopte’ had gestaan was ik heus flink genoeg geweest om met de billen bloot te gaan!
Spacen
Fransen hebben een bizarre houding ten opzichte van drugs. Zo gaan ze er bijvoorbeeld vanuit dat dat iedere Nederlander dol is op blowen. Toen de postbode laatst een pakketje van mijn moeder bij buurman Bernard had afgeleverd, riep hij bij mijn thuiskomt over het plein: ‘Eveline, je hasj is aangekomen hoor!’
Menig Fransman vindt het Hollandse gedoogbeleid maar onverantwoordelijk. Grappig genoeg ken ik veel meer Fransen dan Nederlanders die regelmatig een joint opsteken. In de Lage Landen bestaat gelukkig ook geen stad als Marseille, waar de straathandel in ‘shit’ hele wijken de afgrond insleurt.
Fans van softdrugs zijn er ook genoeg. Dat zijn doorgaans jonge mannen die regelmatig met een groep vrienden in een oud Renaultje naar Amsterdam rijden. Ze brengen het hele weekend door in een gore coffeeshop, kotsen in de gracht, en tuffen vervolgens half beneveld weer terug.
Harddrugs zijn hier net zoals in Nederland verboden. Maar de praktijk is hetzelfde, zag ik toen ik onlangs op een ruig technofestival in een Parijse voorstad was. Op het oog denderden daar evenveel feestgangers met bovenmatig enthousiasme over de dansvloer als op party’s in Amsterdam.
Op het feest hingen wat A4-tjes met de waarschuwing dat bezoekers die met drugs werden betrapt, direct het terrein moesten verlaten. Net als in Nederland. Daar kan de gesnapte in kwestie meteen zijn boete afrekenen bij een officier van justitie die hartgrondig zit te balen dat hij weekenddienst heeft.
Nederlanders zijn echter ook realistisch. Feestgangers kunnen bij de GGD laten testen wat voor rotzooi er allemaal in hun pscychedelica en aanverwanten zit. Op festivals staat doorgaans een tent met vriendelijke jongens en meisjes, die geduldig aan rondzwalkende jeugd met wegdraaiende pupillen vragen of ze ‘lekker aan het spacen zijn’. Ze delen glaasjes water uit en laten en passant vallen dat xtc ‘best ongezond’ is.
Aan dergelijke voorlichting wordt in Frankrijk niet gedaan. Via een vriend die de organisatoren van het festival kent, hoorde ik dat er op de afterparty twee feestgangers moesten worden afgevoerd. Diagnose: hartstilstand na een overdosis drugs.
Franse feestgangers hebben wellicht ook baat bij een geitenwollensokkenvoorlichtingstent…
Quéquette
Een tachtigjarig omaatje schuifelde richting toonbank. “Ik weet het niet meer, Hugue. Heb ik de Télérama van deze week nou al gekocht of niet?” De krantenverkoper lachte geduldig. “Ja, schoonheid, gistermorgen. Wat heb je trouwens een práchtig pakje aan. Je lijkt wel dertig jaar jonger!”
Toen Hugue mij in het oog kreeg, verdween zijn glimlach. “Ma petite Eveline! Je leeft nog! Waar wás je al die tijd! Ik dacht: die is met spoed teruggeroepen naar Nederland! Of misschien is ze wel ziek!”
Beschaamd keek ik naar mijn krantenverkoper. Ik had hem inderdaad vergeten te vertellen dat ik twee keer vlak achter elkaar de stad uit was. “Je moet me inlichten als je weggaat”, zei hij streng. “Ik was ongerust!”
Af en toe overweeg ik een praktischer en goedkoper digitaal abonnement op een ochtendblad te nemen. Laten bezorgen heeft geen zin, want Parijse pubers zijn niet zo gek om voor drie knaken met een tas vol kranten rond te fietsen. In de stad is het dus de postbode die het nieuws brengt – om een uur of tien.
Dat betekent wel dat ik mijn Hugue zou moeten missen. Toen ik laatst voor het eerst op een dichte deur stuitte, bleek dat ik de impact daarvan niet moet onderschatten. Teleurgesteld las ik de hanepoten op zijn briefje: ‘gesloten vanwege de zoveelste distributiestaking’. Dat betekende geen krant, maar vooral geen grapjes, geen advies, geen complimentjes en geen geroddel over het meisje van de slager.
Een dag later was Hugue zijn boosheid alweer vergeten. We bespraken de laatste onthullingen over Dominique Strauss-Kahn, de Franse ex-politicus die aan zijn eigen libido ten onder ging. “Die man denkt niet met zijn hersens, maar met zijn… quéquette!”, riep Hugue.
Hij begon het woord hardop in zijn volle winkel te spellen, ‘want dat zou me nog wel eens van pas kunnen komen’. Oude dametjes bloosden en giechelden. Toen was het duidelijk: een abonnement komt er bij mij niet in.
Verrassing!
Enigszins gehaast kwam ik de hippe Parijse kapsalon binnenrennen. In ‘Pierre’s huiskamer’ stond een zwoel loungemuziekje aan, drie mannelijke kappers hingen aan de designtafel midden in de zaak. ‘Excuses, ik had een afspraak om tien uur’, hijgde ik.
‘Geen probleem’, zei kapper Yves, terwijl hij mijn jas aannam. Hij dirigeerde me naar een gestroomlijnde maar hoogst oncomfortabele wasbakconstructie, waste mijn haar en wees naar de grote tafel. Ik verwachtte dat we nu zouden gaan overleggen over mijn nieuwe coupe, maar Yves had helemaal geen boeken vol hysterische kapsels.
Ik bracht dus zelf maar mijn wensen te berde. ‘Mijn vorige kapper knipte het altijd in een boblijn’, begon ik enthousiast, ‘met de punten zo naar voren’. Yves trok een vies gezicht. ‘Dat is superouderwets’, zei hij kortaf. ‘Laat mij maar.’
Nog een beetje daas vanwege mijn race tegen de klok, realiseerde ik me na pas vijf minuten dat mijn haren in het rond vlogen. Toen pas zag ik dat er nergens kappersstoelen in de zaak stonden, en, nog veel erger, dat er ook helemaal geen spiegels in Pierre’s huiskamer hingen.
Ik vroeg of deze tent soms met opzet spiegelloos was. ‘Klopt’, zei Yves, woest knippend. ‘Dan is de verrassing straks groter’. Het meisje dat inmiddels tegenover me was komen zitten, keek me aan alsof ik een achterlijke provinciaal was. Maar het leek me ook in haar nadeel dat ze totaal geen zicht had op wat er gaande was: de twee collega’s van Yves smeerden al kwebbelend lukraak wat knalgroene haarverf op haar hoofd.
Intussen probeerde ik stiekem in de glazen vaas op tafel te ontwaren hoe de kapper me toetakelde. Daarvoor moest ik me in allerlei bochten wringen, waarop Yves geïrriteerd vroeg of ik mijn hoofd misschien even stil kon houden. Godzijdank legde hij niet lang daarna zijn schaar weg en pakte hij een krultang.
‘Het is énig’, zei Yves, toen hij klaar was. ‘Als jij het zegt’, mompelde ik. Ergens achterin een designkast bleek toch een spiegel met een barst te liggen, die hij me voorhield. Vooral door het gedoe met de krultang zag ik eruit als een verzopen katje. Ik betaalde een idioot hoog bedrag en nam me voor eenmaal thuis direct die krullen eruit te kammen in de hoop dat het toch nog ergens op leek.
Op weg naar huis kwam ik langs de kapsalon op de hoek, waar de eigenaar lusteloos in één van zijn kappersstoelen hing. Ik bekeek mezelf in de winkelruit, gooide het fancy kaartje van Yves in de vuilnisbak en besloot me de volgende keer voor acht euro bij ‘Mehmet Coiffures’ te laten knippen.
(Nee… geen foto natuurlijk! Wat denkt u zelf?!)
Kipfiletjes
Parijse bazaars verkopen werkelijk alles. Van shampoo waar je haar harder van gaat groeien tot wc-brillen, van waterkokers tot pikante lingerie. Sommige van die warenhuizen, meestal bestierd door Bengalen of Chinezen, zijn zo groot dat je er bijna in verdwaalt.
Onlangs kwam ik terecht in een Afrikaanse bazaar. Het warenhuisje was niet groot, maar wel overvol: het was tot aan het plafond volgestouwd met rommel. Het interieur was al fascinerend, maar het winkelen zelf bleek ook een belevenis.
“Haha, ik zoek een koffiezetapparaat”, zei ik tegen de Afrikaanse eigenaresse. “Dat verkoopt u natuurlijk helemaal niet!” Ze stapte achter een rek traditionele gewaden vandaan, zei ‘jawel hoor’ en schreeuwde keihard om haar man, die op een drafje aan kwam rennen. Hij pakte een keukentrap en probeerde bij een volledig verstoft vooroorlogs model te komen, dat op drie meter hoogte achter een heleboel zwarte haarstukjes stond.
Mijn oog was intussen op iets veel interessanters gevallen: onderbroeken met voorgevormde billen erin. “Dat is voor mensen die geen kont hebben”, zei de Afrikaanse serieus. “We hebben ze ook met opgevulde heupen, maar die zijn allemaal al uitverkocht.” Ze bekeek me nog eens en voegde eraan toe: “we hebben ook voorgevormde bh’s hoor!” Sullig bekeek ik de twee kipfiletjes die ze me in handen stopte. Ik gaf ze snel door aan haar tweejarige dochtertje, die aan de verpakking begon te pulken.

Inmiddels had haar man het koffiezetapparaat naar beneden gehaald. “Hiernaast waren ze tien euro goedkoper”, zei ik. “Maak je geen zorgen, we halen wat van de prijs af”, antwoordde de eigenaresse. “De kan zit er alleen niet bij.” Verbaasd vroeg ik haar hoe ik dan koffie moest zetten. “Je hebt thuis toch nog wel iets staan?”
“Wacht even”, sommeerde ze, en klapte een met tape aan elkaar geplakte mobiele telefoon open. “Ga die kan zoeken!” blafte ze tegen haar man, die blijkbaar ineens buiten schreeuwafstand was. Daarna wendde ze zich tot haar vijf vriendinnen die net de kleine ruimte binnen waren gekomen en vroegen hoe het ging, gilden dat haar kind er zo goed uitzag en dat ze vooral de groeten moest doen aan haar man. Die belde juist weer terug op het vijftig jaar oude telefoontje dat hij de koffiekan niet kon vinden.
“Ik zie er denk ik toch maar vanaf”, zei ik tegen de vrouw. “Even goede vrienden”, vond ze. Ze zwaaide me uit met het koffiekanloze apparaat in de hand. Daarna probeerde ze haar dochtertje in haar nekvel te grijpen, die de nepborsten op haar roze t-shirtje had geplakt en ermee door de winkel paradeerde.
Parisienne
Parisiennes zien er altijd onberispelijk uit. Ze hebben hun kleren netjes in de plooi, een chique, maar toch nonchalant kapsel en zitten altijd keurig in de make-up. Bovendien slagen ze erin dit de hele dag intact te houden, ook na een rit in de plakkerige metro of een flinke hoosbui.
Inmiddels kan ik concluderen dat deze ’style’ voor mij geen haalbare kaart is. Dat is geen kwestie van onwil, ik doe heus mijn best. Ik wijt het maar aan mijn praktische Nederlandse inborst.
Zo heb ik bijvoorbeeld een regenbroek meegenomen naar Frankrijk. Daarmee ben ik waarschijnlijk – op een paar verwilderde fietskoeriersters na – de enige vrouw in de lichtstad die zo’n lelijk maar buitengewoon handig kledingstuk bezit. Ook heb ik een verzameling afgetrapte sneakers, want dat loopt zo lekker. Françaises uit de hoofdstad beklimmen zonder pardon de heuvel van Montmartre op een paar naaldhakken.
Praktisch maar absoluut ‘not done’: even snel een broodje naar binnen werken in de metro. Een Parisienne eet nimmer in het openbaar. Wie een vrouw in Parijs hongerig een stuk van een net aangeschafte baguette ziet scheuren weet meteen: die komt van het platteland of is toerist.
Toch heb ik onlangs weer een poging gewaagd à la Parisienne op een afspraak te verschijnen. Ik had een interview in de Moulin Rouge en toog volledig opgetuigd naar Montmartre. Het ging al mis toen ik parmantig richting revue trippelend op een McDonald’s stuitte. Ik werd overvallen door enorme trek in een hamburger, dus bestelde snel een BigMac, die ik onderweg opat.
Eenmaal in het theater was de danseres die ik zou spreken nog even haar veren aan het strijken. Een medewerkster van het theater begeleidde me naar de bar, wilde ik alvast wat drinken? Een biertje alstublieft, antwoordde ik.
De Française zette grote ogenop, de barman liet bijna zijn zilveren dienblad uit zijn handen vallen. Nu pas zag ik dat alle andere dames in de bar bescheiden aan een glaasje champagne nipten. Vervolgens zag ik het tweetal naar mijn blouse staren, waar een klodder BigMacsaus op was gevallen.
Op dat moment heb ik mijn pogingen om als Parisienne door het leven te gaan definitief gestaakt. „Ja, een biertje ja. Weet u wat: doet u mij maar gelijk een halve liter.”

Heksenketel
Tienduizenden mensen in een zaal. Gezwaai met vlaggen. Fransen die met de hand op het hart in de Marseillaise uitbarsten. Speciaal gecomponeerde campagnemuziek met een zwoele stem die de strijdleus zingt. Pittige beschuldigingen aan het adres van de tegenstander.
Ik heb tijdens deze verkiezingen mijn ogen uitgekeken. In Frankrijk geen vriendelijk discours in een lullig zaaltje met interruptiemicrofoons voor wie zijn mond wil roeren. In een republiek gaat het er heel anders aan toe.
Het overwinningsfeest zondagavond op het Place de la Bastille voor Frankrijks nieuwe president, François Hollande, was helemaal een heksenketel. Euforisch links klom op bushokjes, in bomen en in lantaarnpalen. Degenen op de grond werden praktisch geplet door de menigte, maar geen van de kameraden maalde om een brandgat van een joint in zijn jas, een klodder mayonaise op zijn broek of een plens bier in zijn nek.
Tientallen Parisiens hebben blijkbaar een wok van twee meter doorsnee in hun kelder liggen, die ze op dergelijke feesten de straat op sjouwen. Daarin worden dan de vette merguezworstjes gebakken waar linkse politieke bijeenkomsten in Frankrijk het patent op lijken te hebben.
Ironisch genoeg vierde zondagavond het door de socialisten zo verfoeide kapitalisme hoogtij: de enorme vraag van de hongerige menigte stuwde de prijs op tot zeven euro voor twee taaie klompjes vlees op een baguette waar je een ruit mee in kon tikken.
Het feest op de Bastille was net zo goed een ‘oprotfeest’ als een overwinningsfeest. “We zijn hier omdat we zo ontzettend blij zijn dat die kleine driftkikker eindelijk weg is”, riepen Parisiens Sarah en Maxim temidden van de tienduizenden aanwezigen. Op de vraag of de voormalige president dan echt zo erg was, verstond ik het antwoord niet: een colonne Fransen met trommels en fluitjes denderde voorbij, ‘Bye-bye, Sar-ko-zy’ brullend.
Toch is het niet alleen maar glamour, zo’n republiek. Zo reed een paar weken voor de eerste ronde van de verkiezingen een verregende campagnedubbeldekker door het centrum, het trotse gezicht van Sarkozy op de zijkant geschilderd. Bovenop stond een eenzame militant, overduidelijk een excuus-Afrikaan. Hij zwaaide af en toe lafjes met zijn driekleur en mompelde weinig enthousiast ‘voor een sterk Frankrijk’ voor zich uit.
Rolluik
Tact, vriendelijkheid en een grote portie geduld. Dat zijn de drie basiseigenschappen om in Frankrijk iets gedaan te krijgen van iemand die een uniform draagt. Ik bezit deze karaktereigenschappen wel, maar zodra ik voor een loket sta, domineren irritatie en ongeduld. Dat heeft meestal tot gevolg dat het rolluik letterlijk of figuurlijk direct naar beneden gaat.
“Je moet juist een spel spelen met de Fransen waarvan je iets nodig hebt”, vertelde correspondent Elaine Sciolino van de New York Times me onlangs. Zij schreef een boek over verleiding in het Franse dagelijks leven. Alles draait volgens haar om het spel van aantrekken, afstoten en om de kern heendraaien. Zelfs het kopen van een lamsboutje bij de slager.
De charmante Amerikaanse heeft deze tactieken al buitengewoon goed onder de knie. Toen zij laatst om kwart voor vijf naar de bank ging om wat cheques te incasseren, wilde de beambte haar niet helpen omdat de kas al dicht was – ze gingen immers om vijf uur sluiten. Waar ik die vent een woeste blik zou toewerpen, een paar onbetamelijke woorden zou laten vallen en met veel misbaar rechtsomkeert zou maken, kreeg Sciolino het met wat gefleem zo voor elkaar.
“Ach meneer, ik heb dat geld hard nodig”, zei ze tegen de bankbediende. “Ik heb het verdiend met een boek dat ik over de Fransen heb geschreven, ja, over u! Ahh, daar zie ik al een mooie glimlach. Luister: ik heb u echt gewoon even nodig! Lacht u nog eens zo leuk naar me?”
Het voorbeeld van Sciolino klinkt zo simpel, maar onlangs bleek maar weer dat er geen land meer met me te bezeilen valt als ik op een bureaucratische barrière stuit.
Om vijf voor één zaterdagmiddag stond ik voor het postkantoor. Ik wilde een brief posten die al dagenlang op mijn bureau was blijven liggen, maar een pinnige Française hield me tegen. “Maar daar staan ook allemaal mensen in de rij”, zei ik geïrriteerd. ‘Wij zijn al gesloten”, zei ze streng. “Maar ik hoef alleen maar even een brief te wegen op dat apparaat!” zei ik nu bozig. “We zijn gesloten”, herhaalde ze.
Veel te laat schoot me de les van Sciolino te binnen. Ik probeerde een glimlach tevoorschijn te toveren. “Maar u heeft zo’n mooi uniform aan”, zei ik halfsnauwend. Ze keek me vragend over haar bril aan. “In deze envelop zit geld voor mijn Foster Parentskindje, Jody zal sterven als ik deze brief vandaag niet kan posten!”, smeekte ik daarna.
De vrouw gaf nu een knikje naar een potige bewaker. Hij duwde mij zachtjes over de drempel, deed de deur op slot en liet het rolluik zakken.
Studiootje
“U belt voor de studio in het achttiende arrondissement in Parijs? Jahoor, u spreekt met de verhuurder. Inderdaad, de advertentie staat pas een uurtje online. Welnee, u bent pas nummer 94!
Goed. Hoe heet u? Bijlsma? Kunt u dat even spellen? Aha, ik moet de ‘j’ niet uitspreken. Luister mevrouw Bjilsman, u kunt de gebruikelijke documenten overleggen? Een kopie van uw paspoort, uw laatste 25 rekeningafschriften, bewijs dat u het afgelopen jaar uw huur heeft betaald, een verklaring van uw werkgever, een afschrift van uw belastingaangifte, een verklaring van goed gedrag en uw tot nu toe behaalde diploma’s in drievoud?
Mooi. En hoeveel verdient u netto per maand, mevrouw? Nou, dat moet wel lukken. Oh. U heeft geen contract in Frankrijk. En u bent niet in vaste dienst. ‘Freelance journalist’, jaja. Heeft u dan u iemand die voor u garant kan staan ? Ah. Uw voormalige huisgenoot. Net gepromoveerd op iets ingewikkelds in computers, en net een nieuwe topbaan bij een gerenommeerd bedrijf. Jaja.

U hoort het al aan mijn stem hè. Ik vind dit maar niets. ‘Freelance journalist’, fraaie term voor mensen die niet gewoon een salaris krijgen. En in die huisgenoot van u heb ik maar weinig vertrouwen, dat is waarschijnlijk een of andere vage gast met wie u een smerig studentenkrot heeft bewoond.
Kijk mevrouwtje, ik verhuur dit studiootje al dertig jaar. En ik heb veel problemen gehad. Ik geloof natuurlijk best dat u netjes betaalt, maar wat doe ik als u niet met het geld over de brug komt? Volgens de wet kan ik de huurschuld dan verhalen op degene die garant staat, maar dat is die dubieuze kerel die u nu opvoert, en in hem heb ik maar weinig vertrouwen omdat hij nog maar zo kort werkt.
Regels zijn regels hè. Ik geloof best dat u betrouwbaar bent, en uw huisgenoot met zijn superjob ook. Het spijt me echt, maar ik heb geen zin in gedoe.
Pardon? Ik probeer u alleen even mijn situatie uit te leggen. Wat zegt u dat wij hier met regels doen? Ik denk dat u nu een Nederlands woord in het Frans probeert te vertalen, maar het klinkt nogal onappetijtelijk. Nou mevrouwtje, u hoeft toch niet zo –
Mevrouw Bilisjima? Hallo?”