Tact, vriendelijkheid en een grote portie geduld. Dat zijn de drie basiseigenschappen om in Frankrijk iets gedaan te krijgen van iemand die een uniform draagt. Ik bezit deze karaktereigenschappen wel, maar zodra ik voor een loket sta, domineren irritatie en ongeduld. Dat heeft meestal tot gevolg dat het rolluik letterlijk of figuurlijk direct naar beneden gaat.
“Je moet juist een spel spelen met de Fransen waarvan je iets nodig hebt”, vertelde correspondent Elaine Sciolino van de New York Times me onlangs. Zij schreef een boek over verleiding in het Franse dagelijks leven. Alles draait volgens haar om het spel van aantrekken, afstoten en om de kern heendraaien. Zelfs het kopen van een lamsboutje bij de slager.
De charmante Amerikaanse heeft deze tactieken al buitengewoon goed onder de knie. Toen zij laatst om kwart voor vijf naar de bank ging om wat cheques te incasseren, wilde de beambte haar niet helpen omdat de kas al dicht was – ze gingen immers om vijf uur sluiten. Waar ik die vent een woeste blik zou toewerpen, een paar onbetamelijke woorden zou laten vallen en met veel misbaar rechtsomkeert zou maken, kreeg Sciolino het met wat gefleem zo voor elkaar.
“Ach meneer, ik heb dat geld hard nodig”, zei ze tegen de bankbediende. “Ik heb het verdiend met een boek dat ik over de Fransen heb geschreven, ja, over u! Ahh, daar zie ik al een mooie glimlach. Luister: ik heb u echt gewoon even nodig! Lacht u nog eens zo leuk naar me?”
Het voorbeeld van Sciolino klinkt zo simpel, maar onlangs bleek maar weer dat er geen land meer met me te bezeilen valt als ik op een bureaucratische barrière stuit.
Om vijf voor één zaterdagmiddag stond ik voor het postkantoor. Ik wilde een brief posten die al dagenlang op mijn bureau was blijven liggen, maar een pinnige Française hield me tegen. “Maar daar staan ook allemaal mensen in de rij”, zei ik geïrriteerd. ‘Wij zijn al gesloten”, zei ze streng. “Maar ik hoef alleen maar even een brief te wegen op dat apparaat!” zei ik nu bozig. “We zijn gesloten”, herhaalde ze.
Veel te laat schoot me de les van Sciolino te binnen. Ik probeerde een glimlach tevoorschijn te toveren. “Maar u heeft zo’n mooi uniform aan”, zei ik halfsnauwend. Ze keek me vragend over haar bril aan. “In deze envelop zit geld voor mijn Foster Parentskindje, Jody zal sterven als ik deze brief vandaag niet kan posten!”, smeekte ik daarna.
De vrouw gaf nu een knikje naar een potige bewaker. Hij duwde mij zachtjes over de drempel, deed de deur op slot en liet het rolluik zakken.
Wat schrijf je toch leuke stukjes Eef! ik geniet er iedere keer van ! X Mieke
Haha gaat dat over onze kaartjes? Xxx